De oude stad was ooit het centrum van macht, religie, productie, geld en kunst, maar die stad is niet meer. De oude stad is nu vooral een verzameling iconische gebouwen, trekpleister voor toeristen en rijkaards. Ze is te duur, te star en te eenzijdig om nog veel nieuw leven, nieuwe energie, nieuw geld en innovaties voor te brengen. In Amsterdam verplaatste het moderne leven zich eerst naar de oude arbeiderswijken in de eerste cirkel rond het oude hart, zoals de Pijp en Jordaan, en later verder weg naar Noord en de Indische buurt: gebieden waar tegen schappelijke prijzen woningen, bedrijfspanden, kantoren en andere voorzieningen beschikbaar kwamen, waarmee de toenemende stedelijke bevolking zijn eigen economie en sociaal leven kon vorm geven.
De modale werknemer vertrok naar Almere, de kleine zelfstandige ging failliet door superwinkels, de scheepsbouw als motor van de welvaart werd vervangen door dienstverlening, internet en andere moderne technologie. We noemden dat de ontwikkeling van de creatieve stad, niet meer in een blauwe overall met een broodtrommel naar een immense fabriek, maar met een laptop op schoot naar een design horecatent of een knus kantoor met meditatieruimte, het liefst in een monumentaal, doorleeft pand, dat zijn oude functie had verloren. Leven en werken in een geschiedenis van weleer, die zonder de komst van yuppen en hipsters gesloopt zou zijn.
En nu is er het idee van de gedifferentieerde en gedecentraliseerde stad: de stad die zich opdeelt in kleine stadscentra, in west, in noord, in oost en de Bijlmer. Stadscentra die willen concurreren met het traditionele stadshart en daarom status zoeken, geld willen maken en toeristen trekken. Vooralsnog lijkt daar niets op tegen. Het is een poging om meer welvaart te scheppen en het leven in de buitengebieden spannender en aantrekkelijker te maken. Het zal op termijn wel ten koste gaan van zij die ondanks alles niet mee kunnen komen. De huizen worden duurder, de opleidingseisen hoger. Het nieuwe stadscentrum drijft tenslotte op een zekere elite, die capabel is om nieuwe ontwikkelingen op touw te zetten, maar die ook naar haar hand wil zetten. Ze zoekt zich een eigen woon- en werkklimaat en hoe aangenamer dat wordt hoe meer mensen hen zullen volgen en oude bewoners zullen verdrijven, zoals alle oude, booming stadswijken waar ook ter wereld bewijzen.
De potentie van de Bijlmer als nieuw kloppend stadscentrum wordt door hen die er het meest overtuigd in geloven – politici en marketeers – vooral ontleend aan het succes van het Arena-gebied. Kijk eens wat een voorzieningen roepen zij, kijk eens wat een volk en vergeet ook niet al die hotels die mede daardoor gebouwd worden. Maar er woont niemand en er is niets dat lijkt op uitgaan zoals in de Pijp, Noord en Indische buurt mogelijk is. Het leeft alleen in de avonden en op zondagmiddag als er wat doen is, met massa’s consumenten die komen en vertrekken.
Natuurlijk hebben onze gelovigen meer pijlen op de boog. Ze verwijzen naar de grootschalige toename van studenten in containerwoningen, de verdere uitbouw van het AMC-complex en de aanwezigheid van grote automerken als Porsche met hun flagship-showrooms op Bullewijk. Het is allemaal prachtig, maar in de Bijlmer vanaf Arena/Hoekenrode, richting oost, zuid en west heeft zich een savanne ontwikkeld, een dor woongebied, zoals de spreker het zou omschrijven die gisteravond op een bijeenkomst van Cultuur Platform Zuidoost ambtenaren en bazen van kunstinstellingen toesprak over de door hen gewenste ontwikkeling van de Bijlmer tot een Hollands, hip Berlijn.
In de Bijlmer vinden we vooral leegte, tussen de woonblokken en daarbuiten. We tellen een buiten de markt leeg Anton de Komplein, een buiten de sportvelden en speeltoestellen leeg Bijlmerpark dat naar Mandela vernoemd werd, een door leegte omzoomd sportcentrum, een zes dagen per week leeg marktplein bij Ganzenhoef, een doorgaans verlaten vlakte rond metrostation Kraaiennest. Geen bedrijvigheid, geen horeca, geen activiteiten, geen kunst, geen kultuur. geen ontmoeting, geen stimulans, terwijl een voor velen aantrekkelijke, levendige plek alleen kan ontstaan als er meer dan 10 attracties aanwezig zijn, van ijscokar tot muziekpodium. En ook dat leerden wij gisteravond.
Maar anderzijds: het is ontegenzeggelijk waar: de vlakte rond metrostation Kraaiennest biedt mogelijkheden. Er is in de buurt een winkelcentrum, een duister ogend buurtcentrum, een moskee, een kerk, een speeltuin, een atletiekbaan, een aantal tennisvelden, een groot blok containerwoningen voor jongeren, een aantal gesloten ogende ateliers in Kruitberg en er zijn daarnaast nog twee grote locaties op de begane grond van Kruitberg, die een nieuwe huurder zoeken. En er staat een garage leeg, die voorlopig gereserveerd is voor allerhande kunst, kultuur en andere bedrijvigheid. En op dinsdag is er markt. Bij elkaar levert dat op dit moment nog weinig op: te weinig volk, teveel stilte, teveel verlatenheid en dus samen onvoldoende om nieuw leven voor te brengen, maar het stadsdeel, de gemeente en de kunstinstellingen zouden er een pilotproject van kunnen maken. Kraaiennest als nieuwe (kultureel) stadshart van de Bijlmer, zich op termijn via het Guldenkruispad uitstrekkend naar het Anton de Komplein. Een idee dat in wat andere vorm overigens al in 1996 werd geopperd door Ashok Bhalotra. Hij noemde het de Straat der 1000 Culturen, lopend vanaf het Plein der Continenten (het huidige Anton de Komplein) via het Bijlmerpark richting Kraaiennest, met daarvoor al een lus terug.
Dit is op BijlmerMuseum herblogd.
Maar wat was ondanks alle problemen winkelcentrum Ganzenhoef vroeger gezellig,Leuk ’s avonds naar cafe de Gans, of was het met een z..Nooit bang om ’s nachts weer naar huis te lopen.Gezellig naar het Galjoen op Fazantenhof. Je liep gewoon naar huis. Nooit het idee dat er wat zou gebeuren.Het was je buurtje. De gezelligheid is helemaal verdwenen.Ik wens jou fijne feestdagen toe.
Nog even ter aanvulling. Blank of zwart, het was één grote kliek van mensen die gezellig uitgingen. Niks gevoel van ik ben blank en jij bent zwart. Het was gewoon samen gezellig. Ik weet niet waar het door komt en waardoor het veranderd is, maar wat verlang ik soms terug naar de oude Bijlmer
Anders ik wel, Ron.